Céline, Louis-Ferdinand – Van het ene slot naar het andere

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Nadat ik de jongste publicatie van Céline las, Oorlog, besloot ik zijn eerdere romans, zeker dertig jaar na de eerste keer, nog eens te lezen. Het eerste boek van de Duitse trilogie, Van het ene slot naar het andere, was als eerste aan de beurt. Tot mijn verrassing viel me die herlezing niet mee en na honderd pagina’s, de minimale leeslengte die ik mezelf opleg, hield ik het voor gezien.

Al heel snel verzucht de schrijver: “Niet alleen m’n meubels en m’n manuscripten. Alles hebben ze weggejat…”. En hij komt hier zeer geregeld op terug. Pas in 2021 zouden die manuscripten weer tevoorschijn komen en het eerder vermelde Oorlog werd als eerste van die lang verdwenen manuscripten uitgebracht.

Céline begint zijn roman met hevig gekanker en gescheld op werkelijk iedereen die hem voor de pen komt. Om zijn bejegening van Sartre moest ik wel lachen. Sartre wordt door Céline consequent Tartre genoemd en hij gaat dan verder: “aan m’n voeten tijdens de moffen, idool van de jeugd, Ereridder in de Blablablabla-orde!… opgeblazen slappe kin, slappe kont, vette pens, brilletje, geurtje en de rest! ‘n kruising tussen Mauriac en ‘n plantluis!… ‘n snufje Claude Gnome et Rhône! broze bastaarden!… verklikkers en de Pest! misdaad loont!…”
Nee, Sartre mocht hij niet.

Céline heeft duizenden redenen om werkelijk iedereen te haten, het is onvoorstelbaar hoeveel mensen hem een hak hebben gezet, alles en iedereen bedonderde hem, om God mag weten welke redenen ze wel niet deugden, zelf is hij alleen maar slachtoffer. Het is knap om een heel boek lang je alleen maar te beklagen, alleen maar te schelden. En opeens, op pagina 37 beklaagt hij zowaar de inwoners van Hannover, Kassel, Göttingen! Over wat de Duitsers inmiddels in heel Europa hebben aangericht hoor je hem niet.

Céline droomt ervan dat hem de Nobelprijs wordt uitgereikt, heeft’ie wel verdiend, vindt hij: “maar die zakkenwassers daarboven denken er niet over ‘m aan mij te geven! hun koning ook niet! wel aan allerlei sodemieterachtig flikkertuig!… ja, aan de meest gladde vaselinereten van de hele planeet!” U ziet, ook van zijn collega-schrijvers moest hij niets hebben. En over een andere uitgever dan de zijne: “Ik verdenk ‘m er ‘n klein beetje van antisemiet te zijn…”. Jaja, ’t is me wat.

De scheldkanonnades van Céline staan vol met namen van min of meer bekende Fransen uit die tijd, hoogwaardigheidsbekleders, politici, schrijvers, uitgevers en zo voort. Dat maakt zo’n roman bij voorbaat gedateerd zodra er tien jaar voorbij zijn. Des te merkwaardiger dat Céline zichzelf desondanks Nobelprijswaardig acht. Alsof de eerste de beste Europeaan al die Fransen zou kennen. Onzin natuurlijk of anders gezegd: Céline schreef vooral voor de Franse markt. Hij had wat meer consideraties met ons, niet-Fransen moeten hebben. Zeker als je Nobelprijsaspiraties hebt!

Steeds vaker bekruipt me het gevoel dat Céline een sikkeneurige en zelfingenomenheid ouwe zak is die vooral uitblinkt in scheldliteratuur, daarin is hij echt onovertroffen. Het is ronduit bewonderenswaardig hoe gevarieerd hij daarin is. Steeds weer vindt hij nieuwe adjectieven, nieuwe (dis)kwalificaties, telkens weer een overtreffende trap, niemand die hem daarin evenaart. Maar na honderd bladzijden onophoudelijk gescheld geef ik er de brui aan. Mijn God, wat heeft deze man met zichzelf te doen, een onovertroffen genie temidden van enkel kleinzieligheid! Zover als men kan kijken, enkel kleinzieligheid! Ik blader nog eens door de rest van het boek maar niets wijst erop dat me verderop nog interessante teksten te wachten staan.

Toch ben ik behoorlijk verrast door deze vaststelling. Ik vond zijn boeken zoveel jaar geleden geweldig maar nu stoort me vooral dat hij zichzelf een paar honderd pagina’s lang alleen maar als slachtoffer presenteert, de hele wereld heeft het uitgerekend alleen maar op hem voorzien. Ook al die nietszeggende namen storen me en in plaats van dat ze in een voetnoot worden toegelicht moet je telkens achterin het boek gaan bladeren tot je de juiste passage hebt gevonden. Aan de vertaling van Frans van Woerden ligt het niet, die is voortreffelijk. En het scheldproza van Céline is op zich goed verteerbaar, ik moet er vaak om lachen. Maar het is moeilijk om achter al die scheldkanonnades nog een serieus boek te zien. Rokus Hofstede besloot in zijn vertaling van Oorlog al die puntjes van Céline gewoon weg te laten en dat is de tekst zeer ten goede gekomen. Dat Frans van Woerden besloot dichter bij het origineel te blijven is goed verdedigbaar maar ik vind al die puntjes na iedere halve zin uiteindelijk heel vermoeiend lezen. Kortom, ik kies er dus voor Céline niet te herlezen en hem in gedachten te houden zoals ik hem zoveel jaar eerder ooit eens las. De nog komende publicaties uit de lang verdwenen manuscripten daarentegen, zal ik zeker nog lezen. Ik vertrouw erop dat de uitgever blijft kiezen voor Hofstede als vertaler.

 

Enno Nuy
September 2023

2023-09-25T15:22:33+00:00